By Sleep Gentle coaching

De meeste kindjes zijn tussen de 15 en 18 maanden klaar om één van de twee slaapjes op te geven. Maar waar herken je dat aan?

Je kindje heeft deze mijlpaal bereikt wanneer:

• hij consistent 10 tot 11 uur ononderbroken slaap heeft in de nacht;
• het consistent langer en langer duurt om in slaap te vallen voor een overdagslaapje of bij bedtijd;
• ineens heel vroeg in de ochtend wakker wordt, terwijl je dat niet van hem gewend bent;
• hij steeds kortere ochtendslaapjes heeft, of wanneer hij te lang in de ochtend slaapt en vervolgens het middagslaapje weigert te doen.

Vaak is het een combinatie van twee of meer dingen uit dit lijstje. Wanneer je deze veranderingen in de slaap en het slaapgedrag opmerkt voor minstens 10 tot 14 dagen achter elkaar, kan je het proces starten waarin het ochtendslaapje komt te vervallen. Dit duurt meestal 7 tot 10 dagen en kan je op de volgende manier aanpakken:

1. Laat het ochtendslaapje geleidelijk aan op een later tijdstip starten. Bijvoorbeeld: 11.00 uur voor twee dagen, daarna 11.30 uur voor een paar dagen, dan 12.00 uur enzovoorts. Laat het slaapje niet hangen in de late ochtend. Sommige kinderen wennen sneller aan een slaapje om 12.00 uur, anderen hebben meer tijd nodig. Kijk daarom goed naar je kind en stem daar de snelheid van het opschuiven op af. Je doel is uiteindelijk dat het hoofdslaapje start tussen 12.30 en 13.00 en ongeveer 2 uur tot 2,5 uur duurt.
2. Als je kindje maar een uurtje slaapt en moe wakker wordt, probeer hem dan rustig te kalmeren en weer in slaap te krijgen. Als dat niet lukt, gebruik dan een van je “noodgeval” back-up plannen, zoals wandelen in de wagen of rijden in de auto.
3. Laat je kind niet na 16.00 à 16.30 uur slapen, zodat bedtijd niet verstoord wordt.
4. Probeer je kindje tijdens deze overgang voor ongeveer twee weken inde avond eerder naar bed gaan om oververmoeidheid te voorkomen. Je kindje moet immers nog wennen aan de langere wakkertijd die is ontstaan.
5. Sta open voor een “twee-slaapjes-dag” zo nu en dan. Als je kindje tijdens de overgang te moe lijkt, is het okay om hem op een dag twee slaapjes te laten doen: begrens het ochtendslaapje dan wel tot 45 minuten.
6. Als je kind naar een opvang gaat tijdens deze overgang, probeer het middagslaapje thuis gelijk te houden met het schema van de opvang (meestal start het op de opvang ergens tussen 12.00 en 13.00).

Veel kindjes hebben wel een overgangsfase nodig. Dan zie je dat één slaapje eigenlijk te weinig is en twee slaapjes te veel zijn. Je kan de overgang zo makkelijk mogelijk maken, echter zelfs in het allerbeste geval komt het voor dat een kind humeurig en uit z’n doen is voor twee of drie weken. Vaak helpt het al als je het begrijpt en weet dat het maar voor even is. Merk je dat je kind heel erg moe wordt, dan kan je die dag twee slaapjes aanbieden (zie punt 5). Het kan zijn dat hij het bij bedtijd wat lastiger vindt om in slaap te vallen. Maar ook hier geldt dat als je weet waar het vandaan komt, dan kan je er wellicht rekening mee houden en begrip voor hebben.

Ben je op zoek naar een voorbeeldschema voor kindjes met 1 overdagslaapje? Dan kan dit blog je misschien helpen. Gebruik voorbeeldschema’s altijd als richtlijn en blijf goed naar je kindje kijken.